zondag 29 mei 2011

Bob Dylan in comics: It Ain't Me Babe (over feminisme en antisemitisme)

 
Van mijn dierbare broer mocht ik weer een internet-tip ontvangen: ter ere van Bob Dylan's 70ste verjaardag heeft Brian Cronin 70 verwijzingen naar Bob Dylan in Amerikaanse comics bijeen gezocht. Het leverde vooral veel strip-afleveringen op die "The Times They Are A-Changing" of "All Along the Watchtower" als titel hadden, maar bovenstaande feministische comic-mijlpaal uit 1970 van Trina Robbins (waarnaar ik al eerder verwees) ontbrak helaas in het lijstje.
 
Over strip-feministe Trina Robbins las ik op haar Wikipedia pagina dat ze later Wonder Woman getekend heeft en een (het?) kostuum van Vampirella ontworpen heeft. - Mmm, sterke stripvrouwen, maar feministische rolmodellen....? Ik denk dat de sterke punten van Vampirella eerder een mannelijk publiek aanspraken. Wonder Woman wordt wel vaker als feministisch rolmodel gezien en is zelfs als zodanig ontworpen, hoewel haar bedenker in de jaren '40 (een psycholoog, zelfverklaard feminist en de uitvinder van de leugendetector) polygamist was en talloze bondage-scenes in de strips verwerkte. Na zijn dood is dat flink teruggeschroefd, maar tegenwoordig is het weer een populair thema, en zeker goed voor de verkoopcijfers onder niet-feministen. Het laatste nieuwe kostuum van Wonder Woman (niet door Trina Robbins ontworpen) voorziet haar voor het eerst van een uitbundig decolleté, dat haar feminiene krachten (en de omzet) beslist zal verhogen. Misschien zegt het iets over de huidige staat van het feminisme in de comic-wereld. Is it you, babe?
 
Wat me terugbrengt op het eigenlijke onderwerp van dit stukje. Hier de 70 Bob Dylan verwijzingen die wel de lijst haalden:
 
De meest dubieuze en opmerkelijke verwijzigingen vond ik twee satirische covers uit de National Lampoon (voor zover ik weet een soort MAD Magazine, maar dan harder en politieker) uit de jaren '70, waar in de eerste (okt. 1972, zie deel 2) Bob als IDF-piloot met keppeltje wordt afgebeeld naast een legerjet terwijl op de achtergrond een Arabische stad explodeert, en in de tweede (mei 1974, zie deel 3) slaat hij (weer met keppeltje) met zijn gitaar in op een "super-Jezus" in een Romeinse arena met Davidsterren, met op de achtergrond Moshe Dayan en Golda Meir die enthousiast hun duimen omlaag wijzen; daaronder fanatieke orthodoxe Joden en een slanke IDF-soldate met open hemd. Satire???
 
Extra verontrustend was nog de naam van mijn idool Neal Adams bij de covers, en na wat googelen bleek dat hij bijbehorende verhalen in de National Lampoon getekend had. Scans van de eerste comic zijn hier te vinden en de tweede hier en hier (met wat achtergrond). Deze -behoorlijk absurdistische- verhalen staan bol van de antisemitische stereotypes, en naar ik op internet las hadden ze juist tot doel vooroordelen en stereotypes ter discussie te stellen, in een tijd dat de term 'politieke correctheid' nog niet bestond en provoceren de alternatieve norm was. Ik vrees echter eerder dat, zoals vaker bij dit soort satires, een aantal lezers gedacht zal hebben "dit is absurd natuurlijk, maar hier en daar zit er toch wat waars in...". Neal zegt trouwens zelf dat hij de meeste van die verwijzingen in de tekst zelf niet eens begreep. Spreekt dat voor hem?
 
De covers zelf lijken zonder de verhalen en de context puur smakeloze antisemitische cartoons, die op de websites van Hamas, de AEL of Stop de Bezetting niet uit de toon zouden vallen. Het Bob Dylan verhaal bij de eerste (niet door Adams getekende) cover gaat overigens helemaal niet over Israel, en het tweede verhaal (waarin Dylan pas op de laatste pagina verschijnt) hoort in een serie van dezelfde makers over die super-Jezus ("Son-o'-God", die het ook tegen de katholieke kerk, de islam en satan zelf opneemt).
 
Ik zou niet weten of Bob Dylan zich in die tijd ooit openlijk over Israel uitliet, of zelfs over zijn eigen Joodse afkomst (hij schijnt wel destijds overwogen te hebben in een kibboetz te gaan wonen, en ging in de jaren '80 het jodendom bestuderen). Israelische bombardementen in 1972 zijn me ook niet bekend, al zou je denken dat er iets geweest is gezien die cover; op Wikipedia is hierover niets te vinden. Tien jaar later zou Dylan "Neighbourhood Bully" opnemen, een nogal overtrokken pro-Israel song, en dat kort na de desastreuze eerste Libanon Oorlog, maar daarvan was in 1972 dus geen sprake.
 
Tot slot kan ik melden dat Dylan komende maand voor het eerst in 18 jaar weer in Israel zal optreden, overigens in juli gevolgd door mijn andere idool Paul Simon (eveneens Joodse wortels, en heeft eveneens over Jezus gezongen). Het gaat in elk geval slecht met de Israel-boycot beweging :-)!
 
Wouter Brassé
 
 

dinsdag 10 mei 2011

Privacy, archieven, genealogieën en internet

De Sittardse zanger Nicolas Reubsaet (1843-1887)
 
 
Er vinden geregeld discussies plaats over privacy en het internet. Vaak gaat het er dan over dat mensen hun eigen persoonsgegevens te makkelijk prijsgeven op het web, met alle risico's vandien (zoals fraude en identiteitsdiefstal), dat toegangscodes van accounts bij banken (en recentelijk Playstation) niet veilig zijn voor hackers, of dat men al te exibitionistisch alle persoonlijke kommer op het web etaleert. Ook de omgeving van de fanatieke internetters heeft te vrezen voor haar privacy, zoals de ex die wordt afgekraakt of wiens intieme foto's en geheimen op het web verschijnen, of zelfs minder kwaadwillend: een niet erg vleiende foto van papa in zijn hemdje, met bierbuik op de bank hangend, staat onbedachtzaam in een online fotoalbum.
 
Genealogen en archieven lijken zich ook niet vaak druk te maken om privacy op internet, vaak vanuit de gedachte dat het (overwegend heel) oude informatie betreft over mensen die al lang overleden zijn. Genealogen en archieven hebben vaak als missie om gegevens te verzamelen, ordenen en beschikbaar te maken uit het verre maar ook recentere verleden, en privacy-overwegingen vormen dan een hinderlijk obstakel. Ik heb ook niet de indruk dat daarbij veel aandacht wordt besteed aan het verschil tussen de oude media en presentatievormen en de nieuwe zoals het internet. Hieronder een drietal voorbeelden, waarbij het mij niet gaat om wat wettelijk is toegestaan, maar om wat gepast zou zijn.
 
Stelden bijvoorbeeld (verre) verwanten 20 jaar geleden familiefoto's en verhalen beschikbaar om te publiceren in een boekwerk van enkele honderden exemplaren, bedoeld voor familieleden en enkele archieven en geinteresseerde genealogen en eventueel de lokale bibliotheek, dan lijkt mij de vraag terecht of men zonder verdere toestemming die gegevens nu mag digitaliseren en op het wereldwijde web mag plaatsen. Daar staan regelmatig ook de volle namen en geboortedata en soms adressen en andere details in vermeld van recente generaties.
Sporadisch vindt men zulke informatie ook wel in de krant, bijvoorbeeld in geboorteadvertenties, maar het wordt kwaadwillenden nu wel erg makkelijk gemaakt. Een simpel voorbeeld is de inbrekers die hun slag slaan tijdens een in de krant aangekondigde trouwerij of begrafenis, maar ook voor identiteitsfraude zijn een naam, adres en geboortedatum al een aardig begin. Overigens is de groeiende digitale beschikbaarheid van kranten zelf in dit opzicht al enigszins problematisch.
Mijn primaire bezwaar is dat een boekwerkje met een beperkte oplage en verspreiding van een hele andere orde van grootte is dan het internet, waar het voor onbeperkte tijd voor een onbeperkt aantal mensen te vinden is en met Google makkelijk op de hele inhoud te doorzoeken.
Met recenter onderzoek is dit bezwaar minder: mensen kunnen er tegenwoordig op bedacht zijn dat gegevens die ze verstrekken op internet zullen of kunnen belanden, al is het wel zo netjes als de genealoog daar expliciet op wijst of vraagt of en wat op internet mag. Overigens worden nieuwe onderzoeksgegevens meestal meteen in een genealogieprogramma ingevoerd, en stellen de meesten die bij publicatie op het web wel zo in dat de privacyfilter recente gegevens automatisch afschermt.
 
Afgezien van mogelijke veiligheidsrisico's, kan men zich ook vanwege de privacy op zich afvragen waar het beschikbaar stellen via internet moet eindigen. Ik zag vandaag dat een enthousiaste genealoog niet alleen de zakelijke persoonsgegevens van een bidprentjescollectie had ingevoerd, maar ook verhaaltjes op de bidprentjes had overgetypt, over het dienstbare leven en de lange lijdensweg, tot aan de dankbetuiging aan wijkverpleging en artsen. Een bidprentje wordt als openbare bron gezien in archieven- en genealogenland, maar was toch bedoeld voor de familie, vrienden en kerkgangers die de begrafenis bezochten en de overledene kenden. Dat ik de tekst van het bidprentje van mijn vader op internet heb gezet, was mijn eigen keus, en dat lijkt me ook de juiste benadering. Zelfs publicatie van de primaire gegevens van een overledene stuit soms op verzet. Zo kreeg ik boze mails van een zigeunerfamilie toen ik de bidprentjesdata van hun overleden vader op mijn site had staan. Ik heb die uiteraard zonder morren maar met excuses meteen verwijderd.
 
In het kader van behoud van cultureel erfgoed worden tegenwoordig subsidies verleend aan instellingen en archiefdiensten, om de nalatenschap van schrijvers, dichters en andere belangwekkende landgenoten te conserveren en beschikbaar te maken, onder andere door hun archieven en verzamelingen te digitaliseren en op internet te zetten. Ook daar heb ik wat bedenkingen bij. Het is nogal een investering, voor collecties waarin meestal maar enkele onderzoekers belangstelling zullen hebben. Al is het natuurlijk wel handig dat die straks ook vanuit New York of Tokio zich kunnen verdiepen in het leven van een Sittardse dichter; is het nu echt zinvol dat de brieven die iemand bijvoorbeeld in de jaren '20 schreef aan zijn moeder of lief, voor iedereen op internet te lezen zijn? En zou u dat willen met uw oude liefdesbrieven, ook ver na uw dood?
 
Wil Brassé
 
 

donderdag 5 mei 2011

Familienamen en 200 jaar burgerlijke stand / scans Limburg online

 
Een wat "Hollands" verhaal, maar hieronder worden desalniettemin enkele hardnekkige misverstanden rechtgezet omtrent dat "Napoleon de burgerlijke stand invoerde en familienamen verplicht stelde". Dit jaar bestaat de burgerlijke stand 200 jaar in het grootste deel van Nederland; in Limburg echter werd ze al 12 tot 15 jaar eerder ingevoerd. Simpelweg omdat deze streken zoveel eerder waren geannexeerd door Frankrijk, dat de burgerlijke stand al sinds 1792 kende, ruim voor Napoleon aan de macht kwam dus!.
 
Daaronder een bericht dat de Mormoonse kerk scans van (microfiches van) de akten van de burgerlijke stand in Limburg sinds kort online hebben staan, en gratis raadpleegbaar. De kwaliteit van de scans in verbazend goed, zeker gezien het feit dat ze afkomstig zijn van microfiches die de Mormonen al midden jaren '50 in Maastricht hebben gemaakt!
De beschikbare akten lopen van 1796 tot 1902 (geboorten) of 1912 (huwelijken en overlijdens). Echt handig zoeken doet het helaas niet, je moet door digitale boeken van soms enkele decennia bladeren.
 
Op naam zoeken naar je familie kan al jaren via Genlias, waarin de gegevens uit de burgerlijke stand zijn verwerkt. Van Limburg zijn alle huwelijksakten tot 1922 hierin opgenomen, en de overlijdensakten en geboorteakten raken langzaamaan ook compleet, dankzij het noeste werk van vele vrijwilligers en de facilitering door het RHCL. Met behulp van de op Genlias gevonden data kun je bij de Mormonen dan de originele akten zoeken. Leuk was stamboomonderzoek al lang, maar nu wordt het ook wel erg makkelijk vanuit de luie stoel!
 
Wil Brassé
_______________
 
Familienamen en 200 jaar burgerlijke stand
door Leendert Brouwer

Dit jaar bestaat de burgerlijke stand 200 jaar en gezien de efficiëntie van de persoonsregistratie die bewerkstelligd is, mogen we daar best even bij stil staan. Verschillende archieven besteden uitgebreid aandacht aan dit feit. Het Meertens Instituut is met name geïnteresseerd in de naamkundige kant van de burgerlijke stand. Denkt menigeen immers niet dat wij onze achternamen aan Napoleon te danken hebben?


Welnu, de genealogen die inmiddels de archieven van de burgerlijke stand doorgespit hebben, weten dat dat voor de meeste namen niet opgaat. Genealogen kunnen achternamen soms tot diep in de Middeleeuwen herleiden. Toch zijn de eerste decennia van de 19e eeuw ook naamkundig van belang: door de invoering van de burgerlijke stand in 1811 werd in feite het proces van familienaamvorming afgerond, namen die daarvoor nog aan verandering onderhevig waren kregen hun definitieve vorm.

1811

Wat nu Nederland is maakte van 1810 tot 1813 deel uit van Frankrijk. De inwoners van het land dienden zich toen naar de Franse wet te schikken. In 1792, enkele jaren na de Franse Revolutie, en nog voor Napoleon het voor het zeggen had, was in Frankrijk de burgerlijke stand als staatsinstelling ingevoerd. Ter onderstreping van de scheiding tussen kerk en staat had de wereldlijke macht de persoonsregistratie van de kerkelijke macht overgenomen.

In 1811 begonnen gemeenteambtenaren ook in Nederland een burgerlijke stand op te zetten, waar voordien alleen de kerken voor hun leden­administratie boeken hadden aangelegd met individuele gegevens: de boeken die voor de genealogen bekend staan als de doop-, trouw- en begrafenisboeken, en die de retroacta van de burgerlijke stand vormen.

Stamboom

Voor genealogen is het eenvoudig om tot 1811 terug te komen, maar daarvóór wordt het veel moeilijker om de familierelaties in een stamboom aan te vullen. Hoe ouder documenten hoe onvollediger de dekking. Daar zal iedereen rekening mee houden die een archief binnentreedt. Maar een onverwachte tegenvaller is misschien de gebrekkige weergave van eigennamen in het tijdperk voor 1811, of zelfs het ontbreken van familienamen. Het blijkt dat deze voortijd niet alleen legislatief maar ook orthografisch en onomastisch een stuk primitiever was. Oftewel de spelling van de woorden was nog niet goed geregeld en de naamgeving was nog los-vast.

Dankzij de burgerlijke stand zijn wij gewend één of meerdere voornamen te hebben en een achternaam. Voornaam en achternaam liggen in de geboorteakte in principe vast; de achternaam in de spelling waarin hij van de vader is overgenomen. Maar omstreeks 1811 was dit patriarchale systeem in delen van het land nog niet algemeen. Het bleek zelfs nodig om een decreet af te kondigen waarmee de bevolking opgeroepen werd om een vaste achternaam te laten registreren in een naamsaannemingsakte. De neiging om in bepaalde streken niet van het traditionele patroon af te wijken dat daar eeuwenlang heerste, bleef echter bestaan. Ook nadat men uiteindelijk toch een burgerlijk naam had, zoals de joden het noemden, wist men onderling hoe men 'eigenlijk' heette. In het oosten van het land bijvoorbeeld heette men naar de boerderij waar men woonde. Die ongeschreven regel blijft tot in de twintigste eeuw geldig. Elders gebruikte men bijnaampatronen die soms zo floreerden dat er in bepaalde gemeenschappen in feite een officieus naamsysteem naast het officiële heerste. Alleen van het patroniemen­systeem zoals we dat uit de geschiedenis kennen, lijkt met de invoering van de burgerlijke stand afstand te worden genomen. In de dorpen in noordoosten heette men Douwe Jellesz, dwz. Douwe de zoon van Jelle, en vervolgens Jelle Douwesz, maar dat werd in 1811 definitief Douwes of Douma en Jellema, Jellinga of Jelles. In het westen, waar men vaak een drieledig naamsysteem hanteerde met een voornaam, een patroniem én een achternaam, werd het patroniem stellig afgeschaft in 1811. In de akte van de burgerlijke stand is er geen ruimte voor het patroniem ingeruimd en ook in het dagelijkse sociale verkeer is het patroniem verdwenen. Wel komen afleidingen van voornamen nog terug in de informele naamgeving, maar dan anders: bijvoorbeeld in een constructie als 'Willy van Sjefke van Hansie'.

Degene die zijn familiegeschiedenis uitpluist, zal aan de hand van de burgerlijke stand, pas in de beginperiode ervan en daarvóór, met deze naamkundige problematiek te maken krijgen. Voorouders blijken bijvoorbeeld de gezochte achternaam niet te gebuiken, maar een andere naam, of slechts een patroniem dat aan een enkele generatie is verbonden. Men zal beseffen dat het moeilijk wordt om voorouders met zekerheid te identificeren.

Spellingsperikelen

Spellingsperikelen maken identificatie nog moeilijker. Want het blijkt ineens dat een naam op verschillende manieren geschreven kan worden. Wie nu kijkt naar de vele spellingsvarianten die onze familienamen kunnen hebben, zal zich realiseren dat een bepaalde naamvorm geen bewuste keuze is geweest, maar een toevallig overgeleverde naamvorm die dankzij de burgerlijke stand is vereeuwigd. Aan het begin van de 19e eeuw was er immers nog geen nationaal gestandaardiseerde spelling. Er vigeerden verschillende spellingsmethoden. Juist in 1804 werd er met de spelling-Siegenbeek een poging tot normalisatie ondernomen, maar de spellingsverschillen van de namen in die jaren laten zien dat de spellingsvoorschriften bepaald nog niet algemeen waren doorgevoerd. Bovendien schreef men zijn naam niet zelf op, maar wérd die naam genoteerd. Misverstanden in verband met de verstaanbaarheid alom. Vooral namen van buitenlandse herkomst werden begrijpelijkerwijs nog al eens verbasterd. Hübscher werd Hupse, Clayton werd Kleton, Charlouis werd Scharlewie, Pot-de-vin werd Poddewijn en Rockmacher werd Rookmaker. Dat leverde ook onkiese en onkuise associaties op waarmee hedendaagse naamdragers nog te stellen hebben: Picard werd Pikhaar, Copin werd Koppijn, Abercrombie werd Apekrom (zie spreidingskaart van 2007). Niet veel zijn daar meer van.

De herkomst van dergelijke namen blijft echter vaak verborgen, omdat het spoor hier dankzij de onnauwkeurige weergave van de originele naam juist dood loopt. Maar men kan zich wel voorstellen dat namen als Proeskie, Slinsslie en Riezouw eveneens een buitenlandse oorsprong zullen hebben. Daarnaast bezit onze namenschat heel wat curieuze namen die van oorsprong wel Nederlandstalig zijn en die soms eeuwen verder teruggaan dan 1811. Om er maar enkele te noemen: Duurentijdt, Drieduite, Alderlieste, Breekpot, Hetebrij en Seldenthuis.

Men denkt wel eens dat namen die ons bespottelijk in de oren klinken aangenomen zijn om Napoleon op de korrel te nemen. Maar nee, ook zonder hem was de burgerlijke stand wel ingevoerd, ook zonder hem waren er al naamgrappen.

Zie voor meer informatie over familienamen de Nederlandse Familienamenbank van het Meertens Instituut.

Meer informatie over Napoleon in Nederland 1811 - 20111 en een overzicht van activiteiten in het land is te vinden op
http://www.thematijdschriften.nl.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Een bericht van eind maart op Genealogie in Limburg:

Scans akten Burgerlijke Stand Limburg raadpleegbaar

Van een groot aantal Limburgse gemeenten zijn akten van de burgerlijke stand raadpleegbaar. Het zal even tijd kosten om er in te zoeken, maar voor genealogen de uitgelezen kans om genlias eens te controleren.

Het betreft de volgende gemeenten:

Amby, Amstenrade, Arcen en Velden, Baexem, Beegden, Beek, Beesel, Belfeld, Bemelen, Berg en Terblijt, Bergen, Bingelrade, Bocholtz, Borgharen, Born, Breust, Broekhuizen, Broeksittard, Brunssum, Buggenum, Bunde, Cadier en Keer, Echt, Eijgelshoven, Eijsden, Elsloo, Geleen, Gennep, Geulle, Grathem, Grevenbicht, Gronsveld, Grubbenvorst, Gulpen, Haelen, Heer, Heerlen, Helden, Herten, Heythuysen, Hoensbroek, Horn, Horst, Houthem, Hulsberg, Hunsel, Itteren, Ittervoort, Jabeek, Kerkrade, Kessel, Klimmen, Limbricht, Linne, Maasbracht, Maasbree, Maasniel, Maastricht, Margraten, Meerlo, Meerssen, Meijel, Melick en Herkenbosch, Merkelbeek, Mesch, Mheer, Montfort, Mook en Middelaar, Munstergeleen, Nederweert, Neer, Neeritter, Nieuwenhagen, Nieuwstadt, Noorbeek, Nunhem, Nuth, Obbicht en Papenhoven, Ohé en Laak, Oirsbeek, Ottersum, Oud-Valkenburg, Oud-Vroenhoven, Posterholt, Rijckholt, Rimburg, Roermond, Roggel, Roosteren, Schaesberg, Schimmert, Schin-op-Geul, Schinnen, Schinveld, Sevenum, Simpelveld, Sint Geertruid, Sint Odiliënberg, Sint Pieter, Sittard, Slenaken, Spaubeek, Stein, Stevensweert, Stramproij, Strucht, Susteren, Swalmen, Tegelen, Thorn, Ubach over Worms, Ulestraten, Urmond, Vaals, Valkenburg-Houthem, Venlo, Venraij, Vlodrop, Voerendaal, Wanssum, Weert, Wessem, Wijlre, Wijnandsrade en Wittem.

Klik hier voor het overzicht van de burgerlijke stand in Limburg.

 

maandag 2 mei 2011

Nog 208.000 Holocaust overlevenden in Israel

 
Anders dan de meeste Holocaustmonumenten, herdenkt dit monument uit 1989 in Brunssum vooral de redding van 250 ondergedoken Joodse kinderen en de verzetsgroep en pleeggezinnen die hen uit de handen van de nazi's wisten te houden. (PvdA prominent Ed van Thijn was één van die kinderen.)
 
Ongetwijfeld zullen een aantal van deze kinderen zich na de oorlog in Israel hebben gevestigd en horen bij de 208.000 Holocaust overlevenden die daar nog steeds leven.
 
In Nederland worden aanstaande woensdag 4 mei alle oorlogsdoden herdacht, naast de internationale Holocaust Remembrance Day op 27 januari (de bevrijding van Auschwitz). Vandaag, 27 Nisan, was de jaarlijkse Holocaust herdenking in Israel, een dag waarop de sirenes loeien en alle bedrijvigheid tot stilstand komt. De Israeli's hebben hiervoor in 1951 de datum gekozen van de opstand in het getto van Warschau. Dat past bij het land, dat gestoeld is op de notie dat de Joodse gemeenschap zichzelf moet kunnen verdedigen, en dat idee al 63 jaar waarmaakt.
 
Wouter
_____________


208.000 Holocaustoverlevers
Metro, maandag 2 mei 2011-05-02
http://metropoint.metro.lu/20110502_MetroHolland.pdf
 
Meer dan zestig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog wonen er in Israël nog ongeveer 208.000 mensen die de Holocaust hebben overleefd. Ongeveer de helft van hen is ouder dan 80 jaar. Dat heeft een stichting voor slachtoffers van de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog in Tel Aviv meegedeeld. Gisterenavond begon in Israël de herdenking van de Holocaust, die tot vanavond duurt. Tijdens de jaarlijkse gedenkdag, ingewijd in 1953, wordt stilte gehouden voor de zes miljoen slachtoffers die omkwamen in de Holocaust. Van de 208.000 mensen hebben er ongeveer 74.000 in een concentratiekamp of een getto gezeten.
De rest was voor de nazi's gevlucht of was ondergedoken. In de jaren na de oprichting van de staat Israël in 1948 maakten overlevenden van de Jodenvervolging bijna de helft van de bevolking uit. Nu is dat nog ongeveer 4 procent.
Er wordt rekening mee gehouden dat over 16 jaar geen Israëliër meer uit eigen ervaring over de verschrikkingen kan vertellen.