Wie herdenken we wel en wie herdenken we niet op 4 mei? Die vraag stond centraal tijdens een debatavond gisteren in de Amsterdamse Rode Hoed. Emoties liepen hoog op. 'Er is een grens, en die is bereikt', zegt Gidi Markuszower van Federatief Joods Nederland (FJN). 'De directie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei moet aftreden.'
door Anne Burgers
In de aanloop naar de laatste Dodenherdenking ontstond ophef over het door het Nationaal Comité 4 en 5 mei gekozen gedicht van een vijftienjarige, dat ging over een oudoom die sneuvelde aan het Oostfront. Tegelijkertijd kwam de gemeente Vorden in opspraak omdat die had besloten tijdens de plechtigheid langs Duitse graven te wandelen. Belangengroep FJN wist dit middels een gang naar de rechter op het nippertje te voorkomen. Volgens Trouw-columniste Elma Drayer, die de debatavond leidt, leidt de herdenking ieder jaar tot meer commotie. 'Momenteel is het mode om te denken dat iedereen een beetje fout en iedereen een beetje goed was, al verzet een groeiend aantal mensen zich hiertegen.'
Sommigen van hen zitten in de zaal. Journalist Hans Knoop verafschuwt de veralgemenisering die hij meent te zien in de Nationale Dodenherdenking. 'Vorig jaar werden bij de tiende herdenking van 11 september alle namen van de slachtoffers voorgelezen. Stel je voor dat daar over tien jaar de namen van de kapers en Bin Laden aan worden toegevoegd. Dat kun je je toch niet voorstellen?'
Ewoud Sanders, taalhistoricus en NRC-journalist, is het niet met hem eens. 'De Dodenherdenking verandert al. Het gedicht van Auke de Leeuw was juist heel mooi geweest, omdat het ook de jeugd aanspreekt: wat zou jij gedaan hebben als je zelf had moeten kiezen?" Sanders vindt dat geen groepering, hoe groot of klein ook, kan bepalen hoe gemeenten invulling geven aan de plechtigheden op 4 mei. Hij spreekt zich dan ook sterk uit tegen de rechtszaak die FJN aanspande tegen de gemeente Vorden en tegen een vliegtuigje met de tekst 'Vorden is fout', dat de Joodse organisatie Tradition Is Our Future boven het plaatsje liet vliegen.
Markuszower, FJN-lid en ooit vijfde op de kandidatenlijst van de PVV, benadrukt dat zijn organisatie 'door het foute Nationaal Comité, door foute columnisten als Ewoud Sanders en door het foute Vorden' is uitgegroeid tot een club van tweeduizend man en daarmee groter is dan het CIDI. 'Er is een grens, en die is bereikt. Slachtoffers en daders moeten we niet samen herdenken.'
Maar hoe moet het dan wel? Historicus en voorlichter van het NIOD David Barnouw pleit voor een terugkeer naar de basis. 'Elke slachtoffergroep probeert een plekje te veroveren in de Nationale Herdenking. Maar 4 mei moet voor de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zijn. Soldaten die na augustus 1945 zijn gevallen moeten waardig herdacht worden op Nationale Veteranendag.' Ron van der Wieken van de Liberaal Joodse Gemeente benadrukt dat Duitse soldaten en andere daders niet moeten worden herdacht. 'Als het Nationaal Comité niet plechtig beloofd zich te houden aan de eigen principes moeten Joden zich terugtrekken uit de herdenking.'
Van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, dat niet wilde meedoen aan het debat, blijkt toch een vertegenwoordiger in de zaal te zitten. Plaatsvervangend directeur Jan van Kooten erkent dat het comité naïef is geweest door te denken dat het gedicht over de foute oudoom geen stof zou doen opwaaien. 'We hebben een inschattingsfout gemaakt. Het is nooit de bedoeling van het comité geweest om mensen te kwetsen. Als dat wel is gebeurd, dan zeg ik sorry.' Voor Markuszower zijn excuses niet genoeg. 'Het Auschwitz Comité had u van tevoren gewaarschuwd. U bent out of touch met de doelgroepen die u bedient en u bent niet geschikt om deze herdenking te leiden.'
Maar het FJN-standpunt stuit ook op verzet. 'Ik heb helemaal niets met dat dader-slachtoffergedoe en ik weiger me door jou of door wie dan ook te laten voorschrijven waaraan ik op 4 mei mag denken, gedenken of herdenken,' reageert oud-politicus Rob Oudkerk op Markuszower.
Emeritus hoogleraar en oud-NIOD-directeur Hans Blom benadrukt een ander probleem. 'Herdenken is ook dat we ons bezinnen op de grote waarden die in de oorlog op het spel stonden. We moeten ons afvragen wat die nu nog betekenen, en dat is moeilijk want het verleden is wezenlijk anders dan het heden. Maar die kwestie is veel belangrijker dan de irritaties over hoe één gemeente de herdenking heeft aangepakt.'
De historicus weet ten slotte de hoogopgelopen emoties te relativeren. 'In de jaren vijftig waren er drie comités om de Februaristaking te herdenken, en die moesten door de politie uit elkaar worden gehaald. Dus het viel vanavond alleszins mee.'